De Taalcafé’s zoeken taalvrijwilligers!
‘De vrijwilligers in het Taalcafé zijn vriendelijk en ze geven je vertrouwen om vrijuit te spreken in de nieuwe taal.’ De Engelse Nigel en de Turkse Betül zijn beiden hoogopgeleid en vertellen enthousiast, inmiddels in redelijk vlot Nederlands, hoe goed zij zijn geholpen door de taalvrijwilligers. Door gesprekken in het Nederlands en door het lezen van teksten in het café durven ze nu allebei ook buiten de deur de taal te spreken.
In het Taalcafé komen mensen die hoogopgeleid zijn en al taalcursussen hebben gedaan, zoals Nigel en Betül, en ook mensen die tijdelijk in het AZC zitten en heel graag de eerste beginselen van de taal willen leren. In het café komen allemaal mensen die de Nederlandse taal makkelijker willen leren spreken. Mensen die laagopgeleid waren in hun thuisland en veel moeite hebben met het leren van onze taal komen ook trouw voor koffie en een praatje. Er zijn ook altijd werkmigranten zoals Polen en migranten die willen komen wonen en werken in het land van hun Nederlandse liefde. Kortom mensen uit allerlei windstreken met allerlei vragen.
De taalvrijwilligers komen uit allerlei beroepsgroepen, al zijn er wel veel die een onderwijs achtergrond hebben. Welk beroep je doet of hebt gedaan maakt niet uit, wel delen ze allemaal de liefde voor de taal. Via het Taalhuis kunnen ze in gesprek gaan met de bezoekers en hen op die manier helpen makkelijker deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. Alle taalvrijwilligers krijgen een basistraining ter ondersteuning.
Nigel: ‘De mensen in het Taalcafé zijn open en vriendelijk. Het helpt mij dat de sfeer rustig is en dat er alle tijd en aandacht is om mij en de anderen te helpen.’ Een jaar geleden had Nigel al veel kennis van de Nederlandse taal, maar hij sprak het bijna niet omdat bijna iedereen Engels met hem sprak. ‘Doordat ik mij in het Taalcafé thuis voel kan ik me ontspannen en gaat het oefenen met de Nederlandse taal makkelijker. Ik gebruik de taal nu ook op straat en in de winkels.’ En hij praat nu voluit zonder veel na te denken.
Betül: ‘Door het Taalcafé durf ik nu sociaal meer mee te doen. Ik gebruik het Nederlands als ik met vrienden afspreek en in de stad en meestal thuis. Op het werk spreek ik alleen Nederlands bij de koffieautomaat, ik roddel niet, maar luister vooral. Als je een band wilt met mensen, met je collega’s, moet je de taal spreken. Betül groeide op in Turkije en ze ging daar naar de universiteit. Toen ze voor haar Nederlandse man naar Nederland kwam, ging ze naar een taalschool. ‘Ik heb mijn inburgeringsdiploma gehaald. Het niveau van de lessen was goed, maar ik vond het moeilijk om vrijuit te spreken in de klas en daarbuiten. Twee jaar geleden ging ik naar het Taalcafé waar men op hoog niveau Nederlands sprak tegen mij, met name wat betreft onderwerpen. Daardoor kon ik me openstellen voor het gesprek en ging ik makkelijk en bijna honderduit spreken. Het was ook fijn dat ik daar mijn emoties kon tonen over het ziekteproces en het overlijden van mijn man.
’Wilt u ook taalvrijwilliger worden bij het Taalcafé of liever met één persoon tegelijk werken? Geef u op voor een informatief gesprek via taalhuis@bnwv.nl